Vanaf de andere kant van de speeltuin hoor ik een blije, schelle stem roepen: “He guys!”. Het is mijn twee-jarige die de glijbaan bedwingt. Van beneden naar boven natuurlijk.
Het is een prachtige dag. De temperatuur aan het einde van de middag eindelijk fijn genoeg om heerlijk buiten te spelen. Te ravotten. Het is de eerste herfstdag, na een lange, warme zomer. Het is alsof zelfs de Texas lucht begrijpt dat de start van dit nieuwe seizoen vraagt voor een frisse, nieuwe wind. Zachtere temperaturen. Frisse lucht. Nieuwe energie.
Ik denk aan mijn vriendin die me vorige week vertelde dat ze haar man zou trakteren op een weekendje New York. Ze had een bonus gekregen op het werk. En ging hem verrassen. Gister heb ik een andere vriendin uitgezwaaid die onderweg is naar Europa. Ze gaat prachtige plaatsen zien, ze gaat mijn land bezoeken. En dat alles met de trein. Betaald, inderdaad, met het geld van haar bonus.
Ik glimlach. Ik ontspan. Frisse lucht. Nieuwe energie.
Wij zijn hier. In het park. De kinderen spelend op het klimrek. We vieren mijn bonus. De bonus die ik deze middag ontving. Na meer dan vier jaar van continu hard en onophoudend vasthoudend werk kreeg ik mijn bonus. Nee, die bracht ons niet naar New York. Europa lijkt verder weg dan ooit. Mijn bonus bracht ons naar het park om de hoek.
Terwijl ik twee schommels tegelijk duw (de jongste geeft aanwijzingen over de snelheid en de hoogte met commando’s als: “groter” en “kleiner”) denk ik terug over de jaren. Die meer-dan-vier-jaar van werken. Nacht en dag. Zon en regen. Ziek en gezond. Soms werd het me vriendelijk gevraagd mijn werk te doen. Meestal werd het al commanderend of zelfs schreeuwend gecommuniceerd. En nog vaker vroeg niemand me iets, was er niemand die me iets opdroeg, maar verwachtte iedereen het. Want het is allemaal in mijn ongeschreven taakomschrijving.
Deze middag, na al dat werk, kreeg ik mijn bonus. Een liefdevolle, stralende lach. Een intensieve blik met haar stralende blauwe ogen. En haar stem zingend, dansend haast: Mama, je bent de allerfijnste mama van de hele wereld.
Mama, je bent de allerfijnste mama van de hele wereld.
Ik weet het, vanavond is er weer gecommandeer. Als we het park verlaten mogelijk weer geschreeuw. Het zal niet lang duren en een van hen noemt me de “gemeenste moeder allertijden”. En iedereen verwacht nog steeds dat ik blijf werken. En de schommel duw. De klimmer aanmoedig. De schaafwonden kus. De billen veeg.
Maar nu zijn we hier. We vieren. We genieten. We schommelen.
Frisse wind. Nieuwe energie. Pril begonnen seizoen, nog zo groen. Wachtend op het feest van herfstkleuren.
We wachten. We vieren. We genieten. We schommelen.
Ik omarm het: ik ben een moeder! Nacht en dag. In zon en regen. Tijdens ziekte en gezondheid. Op de momenten dat ze me “gemeen” noemen en wanneer ze geloven dat ik de “allerfijnste van de hele wereld” ben. Ik ben moeder. Altijd!
Ik vier het, deze zware, geweldige job die ik kreeg. De bonus die ik ontving. Ik vier mijn kinderen en hun blijheid. Ik vier mezelf. De prachtige, unieke vrouw en moeder die God mij maakte.
Ik geef de schommel nog een duw. Haren in de wind.
Vandaag is mijn New York hier. In het park om de hoek. Mijn treinreis door Europa is de fietstocht naar het park.