Op de koelkast hangt een, heel toepasselijk, maar niet opzettelijk, oranje papiertje. Daarop een steeds langer wordende lijst met Nederlandse artikelen die we binnenkort in ontvangst hopen te nemen. De komende maanden krijgen we namelijk een aantal visitors die vast nog wel een gaatje in de koffer over hebben.
Zo is Zwitsal nog steeds favoriet bij ons, maar hier niet te verkrijgen. Of wat dacht je van stroopwafels, drop, hagelslag, pickwick thee, appelstroop en ga zo maar door.
Er is ook een lange lijst met dingen die we missen, maar net iets minder makkelijk mee te brengen zijn. Zoals: bereklauw-sate, een Hollands uitzicht zoals vriendin E. die heeft vanuit haar nieuwe huis, een betaalbaar bosje tulpen, een middagje bezoek aan familie, een kopje thee met vriendinnen enz. enz.
Inmiddels is er ook een steeds langer wordende lijst aan dingen, momenten, mensen en gewoonten die we zouden missen als we het ‘hier’ achter ons zouden laten en weer naar Nederland zouden vertrekken. Zomaar een paar willekeurige: brisket, vriendin K., warm weer, maaltijden die je van alle kanten worden aangeboden*, Peter z’n bedrijf, de lessen die we leren, de uren die we doorbrengen in de auto (ja, zelfs die zou ik missen), waarde van het gezinsleven enz. enz.
Het vreemde is dat het soms zelfs moeilijk te benoemen is wat we zouden missen. Omdat sommige dingen voor ons heel normaal zijn geworden en we pas in gesprek met Nederlanders er achter komen dat het helemaal niet zo normaal is. Of althans, niet voor hen. Daarbij zijn er natuurlijk ook dingen die heel erg gebonden zijn aan de mensen met wie we hier om gaan, of het feit dat we Austin, TX wonen. In upstate New York is het allemaal weer heel anders. En als we tien jaar ouder zouden zijn en de kids (hopelijk) geen luiers meer zouden dragen, maar al flink gevorderd zouden zijn in hun school carriere, dan zouden andere dingen weer belangrijk zijn dan op dit moment.
Zo kom ik er steeds meer achter dat ik op best wel een aantal vlakken verschil van de gemiddelde Amerikaanse stay-at-home-mom, maar eigenlijk ook niet precies weet hoe de dingen qua opvoeding en dergelijke in Nederland gaan. Niet zo gek natuurlijk, ik heb tenslotte maar voor elf luttele maanden een kind gehad in Nederland. En dat was dan nog eens een baby ook. Terwijl ik nu toch al gauw 27 maanden moeder (ik moeder, jij moedert, wij moederen?) in Amerika met een preschooler, een toddler en een baby on the way.
Dan te bedenken dat ik het vooral vanuit mezelf bekijk. Of misschien nog vanuit Peter’s oogpunt als we het er samen over hebben. Maar de kinderen? Die vinden het de normaalste zaak van de wereld dat sommige mensen Nederlands praten en de meeste anderen alleen Engels. Die weten niet hoe Nederland ruikt, weten niet dat Nederland er vanaf de snelweg behoorlijk anders uitziet dan wat ze nu zien als we rijden, zij kennen niet de geluiden van de Nederlandse hulptroepen, laat staan die van de kerkklok, het draaiorgel en marktkoopman die zijn goederen aanprijst.
Onze kinderen zijn meer Texaan dan je misschien lief is. (Wees gerust, voor de mensen hier zijn ze behoorlijk Nederlands.) Maar ik heb daar geen problemen mee. Ze leren namelijk een beleefdheid en een meeleven waar een gemiddelde Nederlandse volwassene nog wat van kan leren. Ik tenminste wel. Zo zei Boaz van de week toen Zarah ziek was: “Ah, arme Zarah. Sorry, dat je ziek bent.” En kwam troostend naar haar toe om haar een kusje te geven. Ook regent het hier ‘bedankjes’. Zo kan Boaz zomaar zeggen: “Bedankt voor het mandarijn kopen!” Als we onze fruitvoorraad weer hebben aangevuld. Of: “Bedankt voor het koken, mama.” (Ja, daar smelt zelfs deze mama van en ze vergeet accuut dat de vijf dagen ervoor er geen hap gegeten werd van al de maaltijden die ze had gekookt.)
En deze ‘bedankt’ was zo welgemeend, recht uit het hart dat ik ’em jullie niet wil onthouden. Het was vorige week, ik was de kinderen net naar bed aan’t brengen. Peter werkte ietsje later dan normaal en kwam net op dat moment thuis. Hij kwam gelijk naar boven om de kinderen nog te zien voor ik ze helemaal toegestopt had. Boaz ziet Peter en zonder ook maar een seconde na te denken zegt hij: “Dank je wel voor het thuiskomen, papa!”
Ow, voor ik er vandoor ga nog één voorbeeldje van het verschil tussen leven in Nederland en in één van de zuidelijke staten van de US. Een paar weken terug gingen we met wat buurkinderen en hun mama of oma (net wie er overdag bij ze is) met de trein naar downtown. Toen we bij het station, waar je alleen met de auto kan komen vanaf ons huis, zaten te wachten op de trein vroeg ik aan het buurjongen C. of het zijn eerste keer was dat hij met de trein ging. Zijn oma van zeker 60 kijkt me lachend aan en zegt: “Ja, en de mijne ook.”
Maar goed, voorlopig zitten we hier nog goed. We zullen zien wanneer het tijd is om weer verder te gaan kijken. Niet vandaag in ieder geval, vandaag eten we Nederlandse poffertjes voor ontbijt en Amerikaanse muffins voor lunch. Wij blijven gewoon, waar we ook wonen, ons leven lang van twee walletjes snoepen…
*als ik alle aanbod had geaccepteerd had ik deze week elke avond eten gekregen van iemand anders, omdat Peter weg is en de kids ziek. Als er een kindje geboren wordt in een gezin of een van de ouders voor langere tijd ziek is wordt er vaak een rooster opgesteld en krijgt het gezin voor een maand drie keer per week eten.