Amerikanen. Je weet wel, die mensen die in Amerika wonen. Met grote huizen, grote straten, grote auto’s (liefst meerdere), die veel en vet eten, zich slecht kleden en hard werken. En al die andere vooroordelen…
Vorige week zondag sprak ik een echte Amerikaan (niet te verwarren met Native Americans oftewel oorspronkelijke bewoners van Amerika oftewel de Indianen zoals wij ze plegen te noemen). Dat wil zeggen een doodnormale vrouw van ergens in de 30. Beetje neurderig, maar tja, in dat wereldje verkeerd manlief nu eenmaal. Zoals van alle Amerikanen stamt ook zij af van immigranten. Haar moeders familie is of Iers of Schots (Keltisch geloof ik zelfs) en haar vaders familie deels Duits en deels Nederlands.* Ik geloof dat haar familie nog niet eens een enorm lange geschiedenis in de VS kent. Misschien is ze 3, 4, of 5e generatie. Toch is ze absoluut Amerikaan.
We spraken wat over verhuizen naar het buitenland. En toen zei ze: Het lijkt me altijd nog wel wat om naar New Zealand of Australië te verhuizen (wel een Engelstalig land. Hoe kun jij zo goed Engels, heb je dat in twee maanden geleerd? Ow, highschool en dat kun je nu dan nog? Ja, lieve mensen, Engels is wereldwijd een voertaal…). Amerika is het land van de immigranten. Ze begon te mijmeren over dat het misschien tijd werd dat Amerikanen de optie om te emigreren meer gingen overwegen. En daarmee wil ik niet zeggen dat dat nog niet gebeurd. Maar misschien typeert dit kleine gesprek met maar een enkele Amerikaan (die misschien niet geheel representatief is want ze had geen grote auto, groot huis en at ook akelig gezond en vegetarisch!) wel een nieuwe generatie, een nieuwe wending in Amerika. Dit is niet meer altijd het land van de ongekende mogelijkheden, want zelfs hier is, net als in elk ander land, wel iets mis. Studeren, je gezondheid verzekeren, de sociale voorzieningen, het accepteren van hulp van Nederlandse ingenieurs… Ja, allemaal dingen die hier best lastig zijn of soms zelfs onmogelijk (lijken). Misschien wordt het tijd verder te kijken dan onze neus lang is, onze geschiedenis rijk is en ons land groot is.
Amerikanen zijn overigens helden als het gaat om vrijwilligerswerk, aan goede doelen geven, voor de ander inzetten. Enz. Ook al is het leven hier heel individueel (sommige buren zie je nooit omdat ze vanuit huis de garage inlopen, de auto instappen, de garage openen en wegrijden en bij het terugkomen precies hetzelfde doen, alleen dan in omgekeerde volgorde). In het boek Amerikanen zijn niet gek schrijft Charles Groenenhuijsen hier heel duidelijk over. Ik heb het kort voor ons vertrek naar Amerika half gelezen. Moet het nog een keer helemaal lezen. Ik kan je dan ook niet helemaal meer vertellen hoe die tegenstrijdigheid toch met elkaar rijmt. En waarom Amerikanen (in tegenstelling tot ons Nederlanders, of meer nog: ons protestanten) ook gewoon eerlijk uitkomen voor wat ze waaraan geven en waarom en wanneer. Hier worden zelfs hele lijsten van bij gehouden, een soort Quote 500.
Vanmiddag kwamen er een meneer en een jongen aan de deur. Ze waren van een of ander trainingsprogramma om jongeren aan een baan te helpen (gebeurd hier veel, jobtraining om dropouts aan een opleiding, CV, ervaring en de nodige skills -op tijd komen ed- te helpen). Het doel van het langs de deuren gaan was om te zorgen dat mensen hun gingen helpen. Iets met punten via tijdschriften. Ik vroeg wat over de organisatie en daarna kon ik een tijdschrift kiezen. ‘De meeste mensen kiezen het tijdschrift waar ze toch al een abonnement op hebben’. Oh. Ik vroeg of ik de informatie op papier kon krijgen. En weer werd me verteld dat ik gewoon alleen een tijdschrift hoefde te kiezen. ‘Dat is lastig want ik ken ze niet.’ Er werd uitgelegd dat er voor elk interesse gebied wel een tijdschrift was, dus als ik van koken hield… enz. Al die tijd was het gesprek alleen gaande tussen mij en de meneer. De jongen, die wel netjes door de meneer aan me voorgesteld was, hield zich op de achtergrond. Op dit punt in het gesprek begon er duidelijk wat spanning te ontstaan. Ik was niet instaat nu een tijdschrift te kiezen en de meneer dacht daardoor dat ik niet wilde helpen. ‘Als je ons niet wilt helpen ga ik wel verder, naar de buren.’ ‘Ik wil best helpen, maar ik snap het nog niet helemaal, mijn Engels is niet zo goed.’ (eerder in het gesprek was het er al over gegaan dat ik uit Nederland kwam) ‘Maar hier staat het allemaal, kijk maar. Je hoeft alleen een tijdschrift te kiezen.’ De jongen wilde zich in het gesprek mengen, maar werd terug gevloten door de meneer. En toen was het wel een beetje over. De meneer begon steeds onaardiger te kijken en te zeggen dat ik niet wilde helpen en ik begon hulpelozer te klinken toen ik voor de derde keer vertelde dat ik echt wel wilde helpen, maar het simpelweg niet kon op dit moment.
En toen hield het op. De meneer vertrok en ik sloot de deur (snel!).
Achteraf bedacht ik pas dat ik er echt helemaal niets van snapte. Welke punten? En kreeg ik een abonnement of zei ik alleen maar dat ik een bepaald tijdschrift misschien wel wilde en zou mijn naam aan hun worden doorgegeven? En wat deden de jongeren in het programma eigenlijk? (op zoek naar vrijwilligerswerk ben ik in een restaurant geweest waar jongeren een basisopleiding catering krijgen als jobtraining).
En nog wat later bleek dat ze van dezelfde organisatie een paar week eerder al aan de deur waren geweest toen Peter open had gedaan en dat hij zelfs dacht dat het iets straatkrant-achtigs was. Hmmm.
Deze inburgeringsoptie, een goed doel steunen, hebben we dus nog even laten liggen…
Maar op enkele andere vlakken doen we al aardig goed aan inburgering. Als echte Amerikaanse huisvrouw heb ik gister Peter in joggingbroek naar kantoor gereden (zodat ik niet extra vroeg op hoefde te staan om gedoucht te zijn en toch overdag de auto te hebben). Eten we vanavond pizza en reken maar dat Peter daar een Bud Light bij drinkt (wat erg bagger is geloof ik, maar inburgeren eist z’n offers). Luncht Peter bijna elke dag buiten de deur (en dat is dan niet op kantoor). Rijden we overal heen met onze auto in Amerikaansformaat. Remmen we voor de herten die voor ons oversteken op weg van de winkel naar huis (en rijden we ze niet aan omdat je ze dan mee naar huis mag nemen om op te eten, zoals in Nederland wel het geval is, maar tja… daar zie je er dan niet elke dag één voor je auto langs lopen). Of wat dacht je van: van de ene naar de andere winkel rijden in de auto, deze winkels lagen toch zeker 100 meter+een brede weg uit elkaar. Niet gek dat we binnen de kortste keren alweer 400mile gereden hebben.
Al gaan we de was buiten drogen aan de droogmolen die we vanmiddag gaan vastzetten in beton. Dat is dan weer oerhollands…
En was ik heel blij met ons etentje gister in een restaurant met ‘Europian Kitchen’.
Ow en zit ik morgen weer achter internet om de nieuwste Boer zoekt vrouw aflevering te kijken 😉
Iets anders typisch Amerikaans wat Groenenhuijsen ook in zijn boek noemt zijn bumperstickers. Nu valt het me mee hoeveel je die zit. Maar gister reed ik achter een auto die een aardige verzameling had. Het was het ook niet de nieuwste meer, dus ik denk dat elke nieuwe eigenaar een stukje vanzichzelf er op achter had gelaten. Zo was er onder andere te lezen: ‘Don’t mess with Texas’. Dat jullie het even weten! En deze vond ik wel aardig: ‘Don’t take your organs to heaven. Heaven knows we need them here.’
Ik ben maar weer eens begonnen aan de boeken van Elizabeth Gilbert (Amerikaan). Eten, bidden, beminnen en Toewijding. Grappig dat ik toch nu net iets anders lees nu ik zelf in Amerika zit. Ik probeer ook wat dingen op te pikken die ik hier kan plaatsen. Het tweede boek is een niet-wetenschappelijk onderzoek naar het huwelijk. Ze betrekt een stuk geschiedenis van het westerse huwelijk, ze kijkt in verschillende culturen, ze betrekt wel-wetenschappelijk onderzoeken m.b.t. het huwelijk en er komt een groot sociaal en persoonlijk stuk bij kijken. Zo beschrijft ze bijvoorbeeld dat lange tijd het huwelijk zorgde voor een ‘handelingsonbekwaamheid’ bij vrouwen (of eigenlijk is dat meer een angst die zij kent t.o.v. het huwelijk). Zo beschrijft ze een aantal dingen die vrouwen in het verleden verboden werd of wat voor hen onmogelijk werd als ze trouwden. Zo was het -o.a. voor haar moeder- vrouwen in Connecticut tot 1975 niet toegestaan zelf een lening af te sluiten! Zomaar iets wat de bewegingsvrijheid van de vrouw behoorlijk inperkte dus. Heel soms voel ik me een jaren ’50 vrouw. Beperkt in mijn eigen handelen. Als ik bedenk dat ik hier alleen woon omdat Peter een baan heeft, dat ik hier alleen mag zijn omdat Peter een visum heeft, dat ik alleen boodschappen kan doen omdat Peter werk heeft (gelukkig staat de rekening dan wel weer ook op mijn naam…), als ik niet een klantenkaart kan aanmaken bij de nieuw ontdekte te gekke woninginrichtingswinkel omdat ik geen social security number heb… Ook daar heb ik manlief voor nodig.
Maar dan bedenk ik weer dat het mijn eigen vrije keus was om hier heen te gaan, dat ik er ook voor had kunnen kiezen om niet te gaan, om Peter niet te stimuleren dit te gaan doen, om hem überhaupt niet te stimuleren om het werk bij E*cube te minderen om zich meer op hacken te gaan richten, ik had er zelfs voor kunnen kiezen überhaupt niet met em te trouwen… Dan waren geloof ik mijn kansen op een hogere opleiding en meer ontwikkelde carrière of in ieder geval de hoogte van mijn salaris er met sprongen op vooruit gegaan, als ik Elizabeth moet geloven. Maar ik vraag me dan hard af hoe ik mezelf financieel had kunnen onderhouden in de tijd dat ik mijn opleiding afmaakte. Dus misschien is het allemaal zo beroerd nog niet…
Maar wel een redelijk Amerikaans getint probleem. Omdat ze hier het hele systeem van parttime werken niet kennen. Je werkt of je werkt niet. Je bent ‘stay-at-home-mum’ of je werkt en combineert dat (samen met je fulltime werkende man) ergens met een gezin. Grote bewondering heb ik voor de vrouwen die binnen een paar weken na hun bevalling hun kind naar oma (vanaf 6 weken welkom op het kinderdagverblijf…) brengen en zelf weer aan het werk gaan. Vijf hele dagen in de week voor de klas, op kantoor of achter de kassa. En doorgaan tot je 80 bent. Want de AOW hier is ook niet om over naar huis te schrijven…
Een groot deel van deze blog schreef ik toen Boaz (met Peter) naar een kinderfeestje was. Ja, je leest het goed. Hij kreeg van de week een heuse uitnodiging van Liam, die 1 jaar is geworden en vandaag tussen 12 en 2 zijn verjaardag viert. Liam is de zoon van Peters collega en als enige andere met een kind in zijn team (hier lieg ik, er is nog een collega met een kind, maar die is al een aantal jaren ouder) kreeg hij een uitnodiging in handen gedrukt. Ik heb netjes een Nederlandse kinderliedjescd ingepakt met Jip&Janneke papier. Haren gekamd, schoentjes aan en op naar het feest.
Goed, hebben jullie weer een inkijkje gehad in ons leventje in Amerika. Gaan we dat nu gauw weer verder leven. (De lang verwachtte foto’s van nieuwe schoenen en ons huis e.d. komen nog wel een keer… Denk ik.) Een heel fijn weekend allemaal en geef ons nog eens een kijkje in jouw leven!
*Grappig, had dit verhaal in m’n hoofd zitten om te schrijven en nu lees ik net op de blog van een huisgenoot van een vriendin van me -die in Ohio zit voor z’n studie- een soort gelijk verhaal over Amerikanen die altijd precies weten te vertellen waar ze vanaf stammen/ oorspronkelijk vandaan komen. En dat Amerikaan-zijn eigenlijk alleen maar inhoudt dat je geluk hebt gehad: in Amerika bent geboren, dus Amerikaan bent. Of er door de jaren heen je best voor hebt gedaan. Maar dat Amerikaan-zijn niet zo’n duidelijke identiteit zou zijn als Nederlander zijn. Wat misschien wel verklaard waarom Amerikanen zo hun best doen om aan alles te laten zien waar ze vandaan komen (nu wonen), om zo toch een beetje identiteit te hebben, duidelijk te kunnen maken wat voor vlees je in de kuip hebt. Zo vertelde de mailman me van de week bijna direct: ik ben een geboren Texaan (iets om trots op te zijn! Schijnt). En zie je mensen met riemen, t-shirts, tassen, bumperstickers of wat dan ook om de boodschap duidelijk te maken: ik ben een Texaan, Ik kom uit New York enz. Oke, nog één voorbeeld: In het hotel waar we een tijdje hebben gebivakkeerd voor we een huis hadden kon je elke ochtend in de recreatiezaal ontbijten. Daar had je ook twee wafelijzers staan (reuze gezond ontbijt!). Een van de ijzers maakte wafels in de vorm van -en deze woorden komen daadwerkelijk van een van de andere gasten- “our great state of Texas”.
Tof..! Hebben jullie gewoon herten die van de winkel naar huis lopen!? Nemen ze ook gelijk je boodschappen mee dan..? Misschien moet je ze even leren dat ze over het zebrapad moeten lopen, dan rem je ook met een reden..
hee! klinkt goed. en inderdaad boeiend, iedereen een immigrant. en leuk boaz naar kinderfeestje! en.. opnieuw Gilbert. ik ben benieuwd waar het je verder tot inspireert.. 😀 ok. ik moet koken, vroeg eten nl. kusjes en knuffel en over een week (en een dag) zit ik ook aan de andere kant van de oceaan!