Vandaag is het precies twee jaar geleden dat ik haar voor het eerst sprak. Ik stapte bij haar in de auto, op weg naar een meeting waar we allebei heen moesten. Ik kende alleen haar naam. Natuurlijk had ik haar even gegoogled, wat me niet echt verder bracht. Ze is creatief had ik ontdekt. Lichtelijk Aziatisch uiterlijk. Ze zag er vriendelijk uit op het fotootje. Had zo te zien meerdere kinderen. En woonde net als ik in Austin, Texas. Verder kwam ik niet.
Tot ik in de auto stapte. Iets meer dan een uur was het rijden naar onze bestemming. In dat uur heen en een uur terug leerde ik haar kennen. We deelden veel. Allebei drie kinderen, de oudste een jongen, dan twee meiden. Onze beide jongste waren net geboren. We waren allebei in november 2010 naar Austin verhuisd, een grote overgang. Zij uit Californie, ik vanuit Nederland. We spraken over de moeiten van ons eerste jaar hier. Over het maken van een nieuw thuis voor je familie. We spraken over het liefhebben, respecteren en het dienen van je man. Ik leerde waar zij zulke te gekke rokken kocht. We spraken over waarom zij co-sleeping doet met haar baby’s en waarom ik dat vooral juist niet doe. Over sex en geknoeide melk. Over… Nou ja, gewoon over alle dingen die een jonge vrouw en moeder zoal bezig houden.
In de tijd die volgde hebben we samen in een team gezeten van MOPS. We hebben ontelbare picknicken gehad, terwijl de kinderen speelden en wij met elkaar de voorvallen van die week bespraken (zoals zindelijkheidstrainingen, een onenigheid met onze man of een leuk moment met een van de kinderen), of grote vragen zoals wat Gods plan met ons gezin is. Zij en haar man startte een adoptie procedure. We bemoedigden elkaar, we lachten samen, huilden samen, we kletsen over niks en over alles. Zij shopte kleren voor me. Ik maakte dinner voor haar gezin. We zaten samen in een Bijbelstudiegroep. Zij moedigde me aan toen ik begon met schrijven, ik vierde met haar dat ze haar eigen kledingbusiness begon. Ik stuurde haar en haar man op date night, zij zorgde dat ik een middagdut kon doen. We leefden het leven samen. Vriendinnen.
Maar het was niet tot een paar maand terug. Toen we samen gingen bidden. Toen verdiepte onze vriendschapsrelatie zich op een voor mij ongekende manier, toen kwamen we echt dichter bij elkaar in een dierbare affectie. Na vier en half jaar in een nieuw land -met absoluut geweldig, mooie vriendinnen, daar niet van- was dit zo welkom, echt gekend zijn. Ik voelde me zo vertrouwd dat ik ook eindelijk het vertrouwen had om haar woorden te geloven en volledig te accepteren als ze me weer eens sms-te: “Je bent een mooi mens, een dierbare vriendin. Dank je.”
God heeft haar gevraagd een licht op een berg te zijn. Maar wel een berg ver weg. Terug in Californie. Het zijn emotioneel zware tijden voor haar. Ze zal haar man en haar leven hier voor langere tijd achterlaten. Haar kinderen meenemen en haar moeder verzorgen die aan het einde van haar leven is. Mijn hart huilt voor haar. Mijn ogen tranen. En langzaam word ik boos op God. Waarom neemt U haar van mij? Ze is toch mijn vriendin? Wat moet ik dan?
We zitten aan tafel. De geur van warme friet vult de keuken. Dochterlief, die net als haar moeder, een mayonaise liefhebber is zit genietend haar friet in de witte zaligheid op haar bord te dippen en naar binnen te werken.
Ik neem een frietje van mijn eigen bord en haal het door de mayonaise op haar bord. Terwijl ik het in mijn mond steek kijkt ze me met absolute ontzetting aan: “Mama! Dat is mijn mayonaise! Je mag niet van mijn mayonaise!” roept ze verschrikt, bang niet genoeg te hebben voor haar zelf.
Ik pak de pot met mayonaise in mijn ene hand. En haar gezicht in mijn andere. Ik kijk haar diep in de ogen aan. “Darling,” zeg ik “wie gaf je die mayonaise?” “Jij,” zegt ze met stille stem. “Wie heeft de pot vol met nog veel meer mayonaise?” Ik laat een stilte vallen voor ik verder ga. “Stel dat je mayonaise zo op is. Wie kan je dan straks nieuwe geven? Denk je echt dat het zo erg is als ik er een beetje van neem voor mijn frietje?”
Vader God pakt mijn gezicht beet, kijkt me recht in de ogen en zegt: “Huil mijn liefste, kom in mijn armen en huil. Ik huil ook. Ik bracht jullie samen. Ik gaf je verlangen naar een diepe vriendschapsrelatie. Ik zag jullie groeien en jullie vriendschap vorm geven. Dieper en dieper. Ik ben het die jullie schiep. Die jullie samen bracht die dag, twee jaar terug. Ik ben de ontwerper van relaties. Ik ben Liefde!” Hij laat een gepaste, kalme stilte vallen voor Hij verder gaat: “Stel mij maar op de proef. Geef terug van wat ik je gaf. Geef je vriendschap maar in mijn handen. Zodat zij en jij vrij zijn om de werken te doen die ik voor jullie klaar legde. Geef jezelf en al je relaties maar aan mij, hoe dierbaar ze je ook zijn. En zie dan of ik niet de sluizen van de hemel voor je open en zegen -in overvloed- op je leven laat neerdalen. Vertrouw en zie hoe je vriendschappen dan vorm en diepgang krijgen.” (nav oa Maleachi 3:10)
Langzaam pakt ze haar bordje op en schuift het iets op, richting mij. “Mama, als je wilt mag je wel wat mayonaise,” zegt ze wat nog wat bedremmeld, maar vol liefde.
Langzaam laat ik mijn boosheid en aarzeling plaats maken voor vertrouwen en ik kijk, ik wacht, ik open mijn handen. Mijn hart huilt nog steeds voor mijn vriendin, in pure empathie. Mijn ogen schitteren -door tranen en verlangen- wachtend op wat God ons gaat laten zien.