Het is weer zo’n avond.
Hapje op links, hapje op ver links, hapje rechts, zelf een hap.
Weer een hapje op links, hapje op ver links, rechts gaat tergend langzaam dus slaat deze ronde over, hap voor mij.
Hapje voor links, oeps, in het ritme even vergeten dat daar wat kleinere hapjes in gaan.
Hapje ver links, hapje rechts (ja, mond open, ja, mond mag weer dicht, goed zo!) en een hap voor mezelf.
Al snel heeft de kleuter op ver links z’n bord leeg en begint grappen te maken. “Poopy center…”
De peuter op rechts vindt het helemaal geweldig, “hahaha”, schatert ze. Ondertussen probeer ik er nog een hap in te stouwen.
“Poopy center, poopy center, poopy center”, gaat het verder.
Als rechts ook eindelijk uit gegeten is gaat ze actief mee doen. “Honey pony”, klinkt het uitdagend.
Dat kan grote broer wel waarderen en het wordt beloond met een brullend “haha”.
“Honey pony”, van rechts. “Nee…” ver links weet iets beters, “…honey poopy”.
Nu proesten ze allebei van het lachen, ze vallen nog net niet onder tafel.
In de tussentijd ga ik verder met de gewone gang van zaken. Als alle bordjes leeg zijn danken we, zingend, God voor het eten. Tussen twee ‘halleluja’s’ door klinkt het heel professioneel en overtuigend: “Poep!”
In het gesprekje na het danken besluiten we dat God dat misschien niet heel tof vindt. Maar als ik het er later met Peter over heeft vraagt hij zich af of we dat wel juist geconcludeerd hebben. Tja… Kleuters zijn tenslotte ook gemaakt door God, misschien vindt God zulke praat wel waanzinnige humor en lacht Hij hard mee. Geen idee.
Na het eten trek ik de kinderen de schoenen en jassen aan en we stappen in de auto.
Ondertussen gaat het ‘potty talk’ gewoon door. “Poopy center” zegt de een. “Where is poopy center?”, vraagt de ander. “We live on poopy center street”, wordt er geantwoord, gevolgd door een gelijkgestemd lachen.
De motor start. De radio gaat aan.
“This is not where I belong…” schalt het uit de speakers.
AMEN!
Wat een waarheid! Dit is niet waar ik hoor. Poop, poopy, poep!
Ik draai me om. Ik zie twee blije, ondeugend kijkende kinderen me aankijken… De ander, die met de achterkant van het autostoeltje naar me toe staat, hoor ik lachen. Zelfs zij vindt het grappig!
“Sometimes it feels like I’m watching from the outside…”
Ja, daar lijkt het soms inderdaad wel eens op.
En dan opeens hoor ik de eind klanken van het nummer.
“Where I belong, where I belong
Where I belong, where I belong”
Ok, punt is duidelijk!
Dit is waar ik hoor. Misschien is het nog niet ‘home’, maar dit is absoluut mijn thuis voor nu.
Ik kan maar beter de lol gaan inzien van al die poep en plas praatjes, anders heb ik een paar harde jaren voor de boeg…
Waar ik woon?
Poopy center, that’s where I belong!
Poopy center… Het kan er zo nu en dan behoorlijk stinken, maar het is er reuze fijn!