Ze vertelden me dat ze de week ervoor met dochterlief, van anderhalf, bij de prullenbak hadden gestaan. Papa had met een grote schaar de speen in tweeen geknipt en daarna had dit stoere meisje zelf de twee helften in de bak gedeponeerd. Om daarna toch wel iets bedrempeld te kijken. Het arme kind kreeg natuurlijk die week opeens nieuwe kiezen… Terwijl mama dit vertelden keek papa triomfantelijk. En dochterlief? Die keek me beteuterd aan, ze zei niets. Ze hoefde ook niet, zelfs zonder woorden snapte ik wat ze voelde. Ik voelde met haar mee.
Een ander stel zei dat ze, uit vrees dat hun kind zo’n “vierjarige met een speen in de bek voortgeduwd in een wandelwagen” zou worden, op de dag dat ze 14 maanden werd besloten dat het genoeg was. De speen werd zonder haar medeweten, laat staan haar toestemming weggegooid. Drie nachten lang huilde zichzelf in slaap. Drie lange nachten. Daarna snapte ze dat papa en mama niet per ongeluk vergeten waren haar troost en toeverlaat aan haar te geven. Ze snapte dat ze met opzet en bij het volle verstand haar dit geluk hadden afgepakt.
De volgende hadden het creatiever aangepakt en hebben simpelweg hun zoon omgekocht. Samen met zoonlief gingen ze naar de speelgoedzaak. Daar aangekomen ging de ene ouder met hem op zoek naar het ultieme speelgoed voor deze kleine vent. Terwijl ouder twee even een onderonsje met de winkeljuffrouw had. Als hun zoon bij de kassa zou komen om zijn speelgoed, dat hij helemaal zelf had mogen uitkiezen, af te rekenen zou de juffrouw vertellen dat het precies twee spenen kostte. En aangezien hij het gekozen speelgoed graag wilde hebben gaf hij vol overtuiging zijn kostbaarste eigendommen, zijn twee spenen. Daarmee was het spenentijdperk voor dit kind voorbij.
Weet je, als het om parenting gaat zijn wij maar watjes. Echt.
Wij zijn niet zo stoer. Heldhaftig. We kunnen niet tegen verdriet. En houden niet van slapeloze nachten.
En dus zetten wij onszelf nooit tot zulke grootse daden.
Wij hopen daarintegen dat het “zich vanzelf wel oplost”. Dat kinderen vanzelf zindelijk worden. Vanzelf doorslapen. Vanzelf leren lopen. Vanzelf een keer hun eigen bips afvegen. Vanzelf een keer groot worden. Dat je ze dat niet over-actief hoeft aan te leren.
Dat ze vanzelf de speen op een goed moment in de prullenbak gooien en zeggen: het is leuk geweest. Zoiets.
Tenslotte: heb jij ooit een tiener op de middelbare school gezien die nog met een speen rondliep? Nou dan!
Bij Boaz kwamen we er makkelijk vanaf. Voordat we er ooit maar een gedachte aan gewijd hadden.
Bij Zarah ligt dat allemaal wat moeilijker en gevoeliger.
Haar speen is heilig. Is haar alles. Als ze verdriet heeft roept ze: Peen! Als ze valt roept ze: Peen! Als we boos op haar zijn roept ze: Peen!
Wel sneu, want het hele kleine beetje gezag en gevoelloosheid wat we bezitten hebben we gebruikt om haar te leren dat de speen alleen in bed mag. Als ze slaapt. Dus “peen” ligt altijd netjes op haar kussen. Onze kleine meid is daarin heel volwassen. Voordat ze naar beneden loopt na haar middagdut of voor het ontbijt legt ze ’em zelf daar neer. Ze doet dat met meer tederheid dan wij Sophie in haar bedje leggen. Zo geliefd en dierbaar is haar speen.
Tot die ene avond.
Uit dolheid en pogingen om wakker te blijven smeet ze haar speen door de slaapkamer. Dat gebeurde al een paar avonden. En dan was het weer roepen omdat ze ’em niet kon vinden. Lag die weer onder haar bed “onder, onder, peen”. Wij weer oprapen en heel driftig dreigen met: “Als je er weer mee gooit dan stoppen we ’em in de prullenbak.” Maar mietjes als we zijn zouden we dat nooit doen. We zagen de drama’s al voor ons. Nachten waarbij het uren, en dan echt werkelijk uren, zou duren voor ze sliep. Nachten waar ze badend in het zweet, door de nachtmerries over verdwenen spenen, zou wakker worden en krijsen. Nachten waarin wij niet zouden slapen. Nachten waarin wij de prullenbak overhoop haalden om de rust in huis terug te laten keren en vooral een oog dicht te kunnen doen.
En dus kwam het niet verder dan haar speen een keer vijf minuten afnemen.
8.10: Dikke tranen!
8.15: Een geweldig gelukkig, knuffelend meisje, die haar ogen al dicht had voor ze het kussen raakten. Want speen was weer waar ‘ie wezen moest: in haar mond.
Toen kwam dus die ene avond. Zarah had zo wild door de gang lopen rennen. Haar bed in en uit. Deur open en dicht. Boaz er achter aan. En speen was weg. Echt weg. Overal zochten we. Onder het bed, in de kast, op de commode, in Boaz z’n bed, in de luieremmer (ja echt!), in de wasmand, in het bad, in de gootsteen, in onze slaapkamer… Enz. enz. Maar geen speen.
Zarah bleef nog een uur proberen: “zelf vindu, zelf vindu”. Maar viel uiteindelijk in slaap. Om de volgende ochtend al zoekend wakker te worden. Terwijl papa en mama in hun handjes knepen. Hier kwamen we makkelijk vanaf. Zolang wij onze ogen maar goed open hielden dan zouden we deze strijd winnen. Onze opdracht was nu om als eerste de speen te vinden en onopgemerkt in de kliko te laten verdwijnen. Ondertussen Zarah achterlatend met het idee dat ze ’em zelf was kwijt geraakt…
Ik kan je vertellen. Daarin faalden we jammerlijk. Onze ogen zitten duidelijk al te ver van de grond. Want daar, opeens, daar lag die. Onder de zwarte wasmand. Zarah deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was, riep een keer: “Peen” en “kussu”. En legde het door ons onbeminde voorwerp netjes op z’n plek. En daarmee was het voor haar af.
Pas toen begon het voor mij toch wel wat ongemakkelijk te voelen. De triomf die ik de avond ervoor nog had gevoeld -zie je wel, alles lost zich vanzelf op!- was verdwenen. Daarvoor in de plaats kwam een klein stemmetje: echt? Laat jij je twee jarige nog met een speen rondlopen? Tsss! De verhalen van de andere stellen kwamen op in mijn hoofd. Zou onze stijl ook dit keer wel werken? Lost het zich daadwerkelijk allemaal vanzelf op? Is er een moment dat ze geen behoefte heeft aan een speen of moet je als ouders echt actief al het nuttige aanleren en al het ‘slechte’ afleren?
Heel af en toe gaven we ons over aan de opvoedingsstijl van de ouders om ons heen. We vertelden Zarah dat Boaz ook zonder speen slaapt. Dat ze knuffels heeft. Groot is. Geen speen nodig heeft. Anders gooi je ’em gewoon weg… ofzo. Misschien. Als je wilt. Moedigden we haar als doorgewinterde mietjes, softies van een ouders, aan.
We besloten alweer gauw dat dit echt niet bij ons pastte. Gingen over tot de orde van de dag. Als echte het-lost-zich-vanzelf-wel-op-ouders.
Toen was het donderdag.
Daar stond ze. Mevrouw blijhoofd. Haar hand omhoog in de lucht. “Peen!” ze keek ze verheugd en vol trots aan. “Peen!, vinger!”.
En daar voor m’n neus. Daar stond onze prachtige, blonde meid met het rubberen deel van de speen om haar vinger. Oeps…
Ja hoor, een snelle inspectie leerde dat er een behoorlijke scheur in zat. Dit ging zelfs deze doetje van een moeder te ver. Deze speen was afgeschreven en kon niet meer worden gebruikt. Arme, lieve Zarah. Ook haar moment om weer een stukje verder te groeien naar volwassenheid was daar. Op weg naar de middelbare school. Zonder speen!
Ik legde haar vol liefde uit dat haar speen kapot was. Niet meer te gebruiken.
Vol begrip keek ze me aan. Kapot. Prullenbak. Geheel begrijpend herhaalde ze mijn woorden.
Om ’em daarne met dezelfde liefde en tederheid als altijd op haar kussen te leggen. Haar zo zeer beminde speen.
Die avond bij het naar bed gaan is Peter er nog even met haar voor gaan zitten. En ja, ze waren het er al snel over eens. Een kapotte speen, eentje die niet gemaakt kan worden door papa, mama, Boaz of Sophie. Eentje die zelfs te kapot is voor “zelf maku”, ja zo’n speen moest maar in de prullenbak.
Daar liep ze dan. Vol goede moed naar beneden. Heel doelgericht naar de keuken… om daar aangekomen toch te gaan twijfelen. Prullenbak. Dat is wel heel erg definitief, toch? En dus besloot ze dat het aanrecht een betere plek was.
Het aanrecht.
Daar ligt ie dan. De eens zozeer beminde en geliefde speen.
Daar ligt ie dan. Vergeten.
Twee keer. Oke, vooruit misschien drie keer. Maar vaker heeft ze er niet om gevraagd. Klaar.
Pfieuw! Ook hier kwamen we er weer makkelijk vanaf.
Het lost zich vanzelf wel weer op.
Onze parenting stijl: het-lost-zich-vanzelf-wel-op.
Best een prettige stijl. Al zeg ik het zelf.
Als het nou ook zo werkte met de was die hier op me staat te wachten en de afwas die er nog staat…
ps. voor veel nuchtere en praktisch ingestelde Nederlandse ouders zal dit allemaal heel normaal klinken. Voor een groot deel (nee, inderdaad niet iedereen, ook hier is niet iedereen hetzelfde!) van de Amerikaanse ouders is de lost-zich-vanzelf-wel-op-opvoeding toch echt wel iets uitheems. Iets eigenaardigs wat je het beste van gepaste afstand kan aanschouwen. En ja, ook in deze woorden overdrijf ik vast, maar zo ervaar ik het wel regelmatig als ze mij weer aankijken en zeggen: “Echt? Slaapt jouw 3 maanden oude kind door de nacht? Wat heb je allemaal voor truckjes uitgehaald en hoelang heb je haar laten huilen?” Euh, niet…?
wat een grote dochter hebben jullie nu.!!!